- Zet de draaiknop in de stand ṽ. Sommige digitale multimeters (DMM's) hebben ook een m ṽ-functie. Als de spanning in de stroomkring niet bekend is, stelt u het bereik in op de hoogste spanningsinstelling en zet u de draaiknop op ṽ.
Opmerking: De meeste multimeters worden opgestart in de Autorange modus. Hierdoor wordt het meetbereik automatisch geselecteerd op basis van de aanwezige spanning.
- Sluit het zwarte snoer aan op de COM-aansluiting.
- Sluit vervolgens het rode meetsnoer aan op de VΩ-aansluiting. Maak na de meting de meetsnoeren los in de omgekeerde volgorde: eerst rood, dan zwart.
- Sluit de meetsnoeren aan op de stroomkring: eerst het zwarte snoer, dan het rode.
Opmerking: AC-spanning heeft geen polariteit.
Let op: Zorg dat uw vingers de meetsnoerpennen niet raken. Zorg dat de pennen niet met elkaar in contact komen.
- Bekijk de meetwaarde op het display. Verwijder na afloop eerst het rode meetsnoer en dan het zwarte.
Andere nuttige functies bij het meten van AC-spanning
- Druk op de toets RANGE om een specifiek vast meetbereik te selecteren.
- Houd de toets HOLD ingedrukt voor een stabiele meting. Deze kan worden bekeken nadat de meting is voltooid.
- Druk op de toets MIN/MAX om de laagste en hoogste meetwaarde te registreren. De DMM geeft bij iedere nieuwe uitlezing een pieptoon.
- Druk op de toets voor de relatieve meetfunctie (REL) om de multimeter in te stellen op een specifieke referentiewaarde. Metingen boven en onder de referentiewaarde worden weergegeven.
Opmerking: Vermijd deze veel voorkomende en ernstige fout: de meetsnoeren in de verkeerde ingangsaansluitingen steken. Er kunnen bijvoorbeeld gevaarlijke vlambogen optreden. Zorg ervoor dat u het rode meetsnoer bij het meten van AC-spanning aansluit op de ingang met de V, niet die met de A. Op het scherm moet het symbool ṽ worden weergegeven. Als de meetsnoeren worden aangesloten op A- of mA-ingangen en vervolgens de spanning wordt gemeten, treedt er kortsluiting op in het meetcircuit.
Analyse van AC-spanningsmetingen
- AC-spanningsbronnen vertonen over het algemeen schommelingen in de AC-spanning uit stroomverdeelinrichtingen.
- Als de spanning afwijkt van een verwacht meetresultaat, zal deze meestal lager zijn dan normaal.
- De in AC-voedingssystemen gemeten spanning moet gewoonlijk tussen de -10% en +5% liggen.
- Spanningsmetingen op verschillende punten in een systeem kunnen van elkaar afwijken. Raadpleeg het onderstaande overzicht.
Spanningsbereiken in systemen* | ||||
---|---|---|---|---|
Voeding | Servicebereik | Bereik gebruikspunt | ||
Voldoende | Aanvaardbaar | Voldoende | Aanvaardbaar | |
120, 1Φ | 114 - 126 | 110 - 127 | 110 - 126 | 106 - 128 |
120/240, 1Φ | 114/228 - 126/252 | 110/220 - 127/254 | 110/220 - 126/252 | 106/212 - 127/254 |
120/208, 3Φ | 114/197 - 126/ | 110/191 - 127/220 | 110/191 - 126/218 | 106/184 - 127/220 |
120/240, 3Φ | 114/228 - 126/252 | 110/220 - 127/254 | 110/220 - 126/252 | 106/212 - 127/254 |
277/480, 3Φ | 263/456 - 291/504 | 254/440 - 293/508 | 254/440 - 291/504 | 264/424 - 293/508 |
* in volt
Referentie: Digital Multimeter Principles door Glen A. Mazur, American Technical Publishers.
Vind de juiste multimeter